Als je niet beter wist, dacht je dat wij gisteren een feestje hadden. De oranje vlaggetjes wapperden nog in de straat. We hadden allemaal onze mooie kleding aan. Het huis stond vol met bloemen en op de tafel lagen allemaal lekkere gekleurde gebakjes. Alleen onze gezichten verraadden ons.
Het was een mooie, maar zware dag. Zoveel verdriet, maar er werd ook gelachen en alles zag er iedere keer zo mooi uit. Er was steeds tijd voor een knuffel, een kopje koffie, een praatje of een lach. Mooier dan dit hadden we het niet kunnen doen.
En dan sta je daar, voor die (gelukkig) kleine groep mensen. Met je speech in je hand, brok in je keel. Gewoon maar voorlezen dan. Behalve tranen kwam er dan ook die lach, gelukkig maar. Er werd best nog wel gelachen die dag.
Wat een geluk dat mijn nichtje en mijn zoon ongeveer dezelfde leeftijd hebben. Ze konden de hele dag samen spelen, elkaars hand vasthouden, samen bloemblaadjes op het wiegje leggen. Zo verliet Lieke het huis, gelegen in een wiegje bedekt door blaadjes van witte en roze hortensia’s en gedragen door haar ouders door een erehaag van familie en vrienden, zo mooi, zo indrukwekkend en zo verrot. In het wiegje waarin ook mijn zoon en haar dochter hebben gelegen ging ze naar het crematorium. Daar namen we afscheid en in het park ernaast hebben we allemaal een prachtige ballon opgelaten. Lieke hoeft zich niet te vervelen daarboven. En oude opa en de oude buurvrouw en opa Mochtar en Billy hebben ook allemaal een ballon opgevangen. ‘Welke ben ik nu vergeten?’, vraagt mijn zoon, hij heeft een lijstje met doden. ‘Whitney Houston, schatje, de zangeres.’’Oh ja, die mag er ook één.’